Over naakt, in vijf stukken
I
‘Mannen dromen over vrouwen. Vrouwen dromen hoe er over hen wordt gedroomd. Mannen kijken naar vrouwen. Vrouwen kijken naar zichzelf en hoe er naar hen wordt gekeken.’
‘Op vrouwen worden voortdurend blikken geworpen, die werken als spiegels en die hen eraan herinneren hoe ze eruitzien, of eruit zouden moeten zien. Soms is dat hun eigen blik. Een vrouw wordt altijd vergezeld door het beeld dat ze van zichzelf heeft. Van jongs af aan wordt haar ingeprent dat ze zichzelf voortdurend moet bezien. Ze moet alles bezien wat ze is, alles wat ze doet, want hoe ze op anderen overkomt, en vooral op mannen, is van cruciaal belang voor wat normaal gesproken wordt gezien als het succes in haar leven.’
Zo begint John Berger de tweede aflevering van zijn fameuze televisieserie Ways of seeing, die vijftig jaar geleden door de BBC werd uitgezonden en nog steeds op YouTube terug te vinden. Berger wordt omschreven als een van de meest invloedrijke kunstcritici van zijn tijd. Hij was ook beeldend kunstenaar en dichter, en het is juist die combinatie van kwaliteiten die de uitzendingen legendarisch maakten. Berger, die in 2017 overleed, spreidde in zijn televisieprogramma’s een zeldzame combinatie tentoon van kennis en verbeelding, en was daarbij ook nog gezegend met een gezonde dosis ironie en zelfspot. En ondertussen presenteerde hij, bijna nonchalant, zoveel onorthodoxe en scherpzinnige observaties over kunst dat zowel de TV-serie als het begeleidende boek, wat mij betreft, verplichte kost zouden moeten zijn op iedere kunstopleiding.
De tweede aflevering van Ways of seeing gaat over het naakt in de kunst, en deze nieuwsbrief ook. De cynici onder u, beste lezers, die nu denken dat deze onverwachte keuze wel te maken zal hebben met de combinatie van het warme zomerweer en het feit dat in Groningen de KEI-week is begonnen, de introductiedagen waarin een paar duizend vrouwelijke studenten, eindelijk het ouderlijk toezicht ontvlucht, moeten uitmaken in welke staat van ontbloting ze hun jongvolwassen lijven aan de Groninger burgerij, en natuurlijk vooral aan hun mannelijke medestudenten, zullen presenteren, hebben slechts ten dele gelijk. Want de aanleiding is, net als in het vorige verhaal, een nieuwe aanwinst in de Prentwerk collectie. Een naaktfoto. Van een volstrekt andere orde dan het portret van Jan Altink uit de vorige aflevering, en toch zijn er ook overeenkomsten. Want die tekening was mij al opgevallen nog voordat ik wist wie hem had gemaakt of wie er was afgebeeld. Ik vond hem prachtig. En eigenlijk ging het ook hier zo: in den beginne was het beeld, het woord kwam pas later. Ik zag hem op het net voorbijkomen en ik vroeg me af waarom het me niet goed lukte om hem uit het visuele geheugen te wissen. Ik had het idee dat ik hem moest hebben, ik weet niet precies waarom, en dat lukte. Maar toen begon het nadenken, en het lezen. Waarom, en waarom juist deze?
In Ways of seeing gaat John Berger vooral in op de traditie van het naakt in de Europese schilderkunst, over de verschillende manieren waarop de vrouw en het vrouwelijk lichaam in de loop der eeuwen werden weergegeven. Het is een fascinerend verhaal, maar daar zijn boeken genoeg over geschreven. Ways of seeing is ten dele een reactie op een andere, meer traditionele, studie op dit gebied, The Nude van Kenneth Clarke. Berger citeert zijn eminente collega, die stelt: ‘Being naked is simply being without clothers. The nude is a form of art’. Vertaaltechnisch levert dat even een dingetje op, want in het Nederlands worden de woorden net iets anders gebruikt. ‘Bloot betekent gewoon dat je geen kleren aanhebt. Een naakt is een kunstvorm.’ Maar Berger wil daar niets van weten. Hij wil het anders stellen:
‘Bloot zijn is jezelf zijn. Naakt zijn betekent naakt gezien worden, en toch niet als jezelf worden erkend. Een naakt moet eerst gezien worden om een naakt te kunnen zijn.’ |
De angel zit natuurlijk in het woord ‘erkend’. Daarmee lijkt hij te impliceren dat voor de schilder, de fotograaf of de kijker altijd het lichaam eerst komt, en niet de persoon, die daarmee wordt gereduceerd tot object. En die redenering kennen we maar al te goed. We realiseren ons, tot onze verrassing, dat Berger hiermee eigenlijk de uitvinder is van de male gaze, een term die in recenter jaren in bepaalde kringen razend populair werd, maar die ook een aantal scherpe en onaangename kantjes heeft gekregen. Want waar staat die mannelijke blik tegenwoordig voor? Ons wereldwijde orakel Wikipedia, dat de tijdgeest kent als geen ander, meldt ons het volgende:
‘De male gaze is een term uit de feministische theorie die de manier beschrijft waarop vrouwen en de wereld worden afgebeeld en bekeken vanuit een mannelijk, heteroseksueel perspectief dat vrouwen seksualiseert en kleineert. Het is een vorm van machtsuitoefening en objectivering van vrouwen. ‘ |
Ja, we kennen de redenering en de argumenten, al was het alleen al door de niet aflatende stroom van schandalen en voorbeelden van mannelijk wangedrag die ons voortdurend door de media worden gepresenteerd. Grensoverschrijdend, seksistisch, discriminatie, misbruik van macht, objectiveren, voyeurisme, lustobject, de termen zijn gemeengoed geworden en worden te pas, maar soms ook te onpas, gehanteerd. En let wel, de daders worden terecht aangepakt, laat dat duidelijk zijn.
Maar toch, als we terugkeren naar de schilderkunst en de fotografie, begint er ook iets te wringen.
II
Aan het eind van de jaren vijftig verhuisden mijn ouders van een dorpje op het Groninger platteland naar een galerijflat in het centrum van Arnhem. Naast ons woonde een stel zonder kinderen, niet eens veel jonger dan mijn ouders. De man was fotograaf. Tijdens hun vakantie, toen mijn moeder traditiegetrouw de planten van de verdrogingsdood zou redden, keerde ze na het vervullen van haar burenplicht terug in een lichte staat van verwarring. Want op de slaapkamer, zo had ze gezien, hing een grote naaktfoto van onze buurvrouw, gemaakt door haar man. Ze was niet zozeer geschokt als wel onthutst. Het was waarschijnlijk de eerste naaktfoto die ze ooit onder ogen kreeg. |
De foto was gemaakt met de mannelijke blik van onze buurman, zeker, maar die blik was heel mooi en liefdevol. En ik zou me voor kunnen stellen (maar nu moet ik voorzichtig zijn) dat het onze buurvrouw ook zou kunnen vervullen van een gevoel van trots en zelfvertrouwen dat haar man haar lichaam zo mooi vond dat hij het zo fraai mogelijk wilde vastleggen.
In een vorig leven heb ik, zoals sommigen weten, heel lang lesgegeven, ook op een middelbare school. Op een dag merkte ik dat er in een klas iets gaande was. Achterin zaten wat jongens te ginnegappen en werd er iets schielijk onder de bank verborgen als ik hun kant opkeek. Uiteindelijk mocht ik wel zien waar het om ging. Het was een klein fotootje van een liggende naakte vrouw. Op zich misschien niet heel bijzonder, maar we kenden haar. Het was de vrouw van de geschiedenisleraar, die geregeld op school haar gezicht liet zien. De foto was blijkbaar door haar man gemaakt. Beiden waren al op gevorderde leeftijd en hadden in ieder geval in fysiek opzicht, om het zacht uit te drukken, hun beste jaren achter de rug. Maar dat maakte niet uit. Ik geloof niet dat ik het destijds zo ervoer, en de boys in the back al helemaal niet, maar als ik er nu op terugkijk, is er voor mij iets ontroerends aan. Misschien niet mooi, maar ook liefdevol. Je moet alleen je spullen niet laten slingeren. |
Als een gedragswetenschapper of evolutiebioloog mij zou vertellen dat de mannelijke blik in diepste wezen erotisch is, zou ik niet verbaasd zijn. In die mannelijke blik ligt de aantrekkingskracht van de ene sekse op de andere besloten, en zonder die aantrekkingskracht was de mensheid uitgestorven. Maar wie die aantrekkingskracht alleen maar weet te duiden als mannelijke geilheid, onderdrukking, vernedering en wat dies meer zij, zou zijn tong moeten afbijten of op zijn minste zijn mond moeten gaan spoelen. Want in die mannelijke blik kan ook de bewondering zitten, de intimiteit, de tederheid. Niet altijd en niet overal, dat moge duidelijk zijn, maar wie die male gaze per definitie afdoet als moreel verwerpelijk maakt van de relatie tussen mannen en vrouwen een lelijke karikatuur.
Pavel Appletin, de Russische fotograaf die de aanwinst maakte, schrijft mij dat er in zijn land amper over naaktfotografie wordt geschreven en dat er ook geen #MeToo cultuur bestaat. Een heel andere wereld dus. Maar één ding weet hij zeker: in een goed naaktportret moet iets van liefde zitten en in de beste portretten is dat zichtbaar, en voelbaar.
En daarmee komen we terug bij het citaat dat ik vond bij de Altink tekening uit de vorige nieuwsbrief. De Duitse kunsthistoricus Gottfried Böhm heeft een theorie ontwikkeld voor het vreemde verschijnsel dat een portret je soms kan boeien, en zelfs ontroeren, zonder dat je de persoon ooit hebt gezien. Hij stelt dat in ieder individu het toevallig-particuliere en het essentieel-menselijke samengaan, en dat een goede portretschilder (en in dit geval dus een fotograaf) zich niet beperkt tot het eerste, de buitenkant, maar ook tracht door te dringen in die tweede laag. Zo kan een portret, en een naaktfoto, ook iets algemeen menselijks krijgen dat bij de beschouwer een onbestemd gevoel van vertrouwdheid kan oproepen, van menselijke verwantschap.
Een goed portret is, althans voor mij, de optelsom van een aantal componenten: de keuze van het onderwerp, artistieke en esthetische visie, ambachtelijke vaardigheid, maar bovenal van het vermogen om gangbare clichés te vermijden en het portret een diepgang mee te geven waarvan de geportretteerde zich misschien niet eens, of slechts ten dele, bewust is. En als dat lukt, is dat niet de verdienste van het model, maar van de schilder of de fotograaf. Want hij identificeert niet alleen, hij interpreteert ook. Hij probeert door de geposeerde buitenkant van het model heen te breken en door te dringen tot de mens. Heel vaak lukt dat niet, of doet de fotograaf daar niet eens moeite voor, maar als het wel lukt, is het resultaat meer dan een weergave van de persoon die voor de ezel of de lens staat. Het is ook een vorm van compassie. Van de schoonheid en de troost..
III
Als ik zin heb om me eens fijn te ergeren (en dat komt voor), haal ik een krantenartikel uit de kast dat ik speciaal voor dat doel heb bewaard. Het is een stuk uit Trouw uit 2018, met als kop ‘Gezakt voor het #MeToo examen: de museumwereld’. Het werd geschreven door Leon Hanssen, kunsthistoricus, ondermeer biograaf van Mondriaan en Menno ter Braak. Zijn meest recente boek, zo lezen we, is getiteld Handboek voor de vagebond. In de voetsporen van vrije denkers. Enigszins ironisch is dat wel, want als het artikel iets aantoont, is het wel dat hij allesbehalve tot die laatste categorie behoort. Integendeel, in zijn stuk hij stapelt het ene woke cliché op het andere. Het schilderij Therese dreaming van Balthus, de illustratie waarmee zijn artikel begint, is een voorbeeld van seksualisering van een jong meisje, en daarmee een vorm van kindermisbruik, dus eigenlijk misdadig. Gustav Klimt maakte tekeningen van masturberende vrouwen, en is dus pervers en dient geweerd. Egon Schiele tekende naakten in aanstootgevende poses en werd veroordeeld voor onzedelijkheid. Schilderijen van Breitner (‘die moeilijk van zijn modellen af kon blijven’) waarin het ‘piepjonge, arme naaistertje Geesje Kwak in allerlei suggestieve poses werd vereeuwigd’ getuigen van een ‘walgelijke’ mentaliteit. Voor Hanssen is het allemaal wel duidelijk: ‘Bladerend door een overzicht van onze kunstgeschiedenis kun je gemakkelijk de indruk krijgen dat die geschiedenis altijd het speeltoneel was van een stel oude geile bokken.’
Grof samengevat komt zijn betoog er dus op neer dat als we iets op een schilderij zien dat ons niet aanstaat, of in de levensloop van de kunstenaar iets tegenkomen dat wij als verwerpelijk beschouwen, zowel het werk als maker als het werk dienen te worden verbannen uit onze musea. Want doen we dat niet, maken we onszelf medeplichtig. Het wordt tijd, aldus Hanssen, om ons culturele geheugen te resetten, voor een #MeToo in de museumzaal.
Je vraagt je dan wel af wat er nog te zien zal zijn in dat nieuwe museum van hem. Dat Balthus naar de kelder gaat, is duidelijk en Klimt en Schiele ook, samen met Breitner en ongetwijfeld nog een heleboel anderen. Er zal behoorlijk wat depotruimte moeten worden bijgebouwd. Onwillekeurig hou je je hart vast wat hij wil doen met het portret van Memling van de vrouw met de spiegel eerder in dit stuk, of met Rembrandts portret van Hendrikje Stoffels dat ook door John Berger wordt genoemd. En al die weergaven van Eva in het paradijs, want behalve erg slechts is ze hier en daar ook wel erg mooi. En met die wel erg menselijke afbeelding van Maria in het Lam Gods van Van Eyck. Meer vrouwelijk dan goddelijk. En allemaal gemaakt door male gazers, vooral voor hun eigen plezier, volgens Hanssen. Maar als we een kaartje moeten kopen, zal duidelijk zijn dat de Salon des Refusés oneindig veel boeiender wordt dan zijn Museum van de Deugd.
Het gevoel dat bij mij, als oude witte man, overblijft is dat Hanssen misschien van sommige dingen veel heeft begrepen, maar van andere (en ik zou bijna zeggen ‘het echte leven’) maar bitter weinig. Maar dat blijft voor mijn rekening.
IV
Gelukkig diende een week later een vrouw, schrijfster Nelleke Noordervliet, hem van repliek. Ze ontkent niet dat er [ook, DS]] onder kunstenaars griezels rondlopen, psychopaten, seksueel gefrustreerde macho’s, dieven, leugenaars en halvegaren, die allemaal verantwoordelijk en eventueel zelfs strafbaar zijn voor wat ze in de echte wereld kunnen aanrichten. Maar de kunst is niet de echte wereld:
‘Kunst is een vrijplaats waarin onze totale menselijkheid aan de oppervlakte komt. […] Als volwassen mensen moeten we de spiegel die de kunst van onze werkelijkheid is, aankunnen. Kunst maakt ons bewust. Met terugwerkende kracht alles uit de musea weren dat in onze ogen perversies en criminele afwijkingen etaleert, is een primitieve vorm van publieke executie.’ |
Hanssen als voorvechter van een nieuwe beeldenstorm. Het siert Nelleke Noordervliet dat ze de toch erg voor de hand liggende term ‘entartet’ vermijdt. Maar ze spreekt wel van ‘de lange arm van de publieke verontwaardiging en het schervengericht van de fundamentalistische #MeToo-beweging’. En dat is mooi gezegd. Maar daar is ze ook schrijfster voor.
Wil ik hier zelf nu ook een pleidooi houden? Ach nee. Of misschien toch een beetje. In het midden van de vorige eeuw kwam er in de fotografie een stroming op die al gauw ‘humanistische fotografie’ werd genoemd. In een interview legde een van de grondleggers, Henri Cartier-Bresson, uit wat er ‘humanistisch’ aan was: ‘Het onderwerp van de foto is de mens, de mens en zijn leven zo kort en zo kwetsbaar, zo bedreigd’. De existentialistische ondertoon doet even vermoeden dat het om een uiterst pessimistisch gezelschap ging, maar eigenlijk is het tegendeel het geval. Wat ze zochten was, in mijn woorden, het mooie in het alledaagse. De humanistische fotografie beleefde, in ieder geval in symbolische zin, zijn hoogtepunt in de tentoonstelling The Family of Man, georganiseerd door Edward Steichen, die met groot succes de wereld over reisde. Steichen zei erover: ‘De mensen in het publiek keken naar de foto’s, en de mensen op de foto’s keken naar hen terug. Ze herkenden elkaar.’ The Family of Man werd de meest bezochte fototentoonstelling in de geschiedenis. Wiki wijdt er een lange beschouwing aan, waaruit ik twee dingen citeer:
‘Typisch humanistische fotografen benutten de combinatie van beschrijving en emotioneel affect van de om de kijker, die zich mogelijk met het onderwerp identificeert, zowel te informeren als te ontroeren […] Het wordt geprezen vanwege het uiten van humanistische waarden zoals empathie, solidariteit, soms humor en wederzijds respect voor cameraman en onderwerp.’ |
In de decennia daarna is er, hoe kan het anders, ook kritiek gekomen op de humanistische fotografie. Het zou te ideologisch gestuurd zijn, of een te romantisch beeld geven, grote dingen uit de weg gaan. Maar hoe het ook zij, de beweging mag geschiedenis zijn geworden, de uitgangspunten zijn tijdloos.
Op het eerste gezicht lijkt de naaktfoto zich een beetje te onttrekken aan deze beschrijvingen. Het is immers geen spontane straatfoto die een ‘beslissend moment’ weergeeft, maar het resultaat van een weloverwogen compositie, vaak gemaakt in een lange studiosessie. Toch denk ik dat er wel zoiets kan bestaan als humanistische naaktfotografie, een die voorbijgaat aan alle pornografische gegluur, alle platte glamour, en een die in plaats van misbruik eerder een eerbetoon aan het model is, en aan de vrouw. En daarvoor hoeft ze geen schoonheidsprijzen te hebben gewonnen. En als je van mensen, in hun kwetsbaarheid en onvolkomenheid, iets moois en ontroerends weet te maken, dan ben je een goede kunstenaar. Of een hele goede fotograaf. En zolang er males zijn, is er ook een male gaze. Ik hoop alleen dat dat er een zal zijn van respect, mededogen, bewondering, vertedering. En een scheutje prikkeling misschien. Want ook dat is menselijk.
En kijk, daar zijn ze er weer, de studentenmeisjes. Jonge vrouwen in de kracht van hun leven. Nou ja, bijna. Ik kijk naar ze met mijn male gaze, en ik geniet van het schouwspel. Sommigen stralen alleen maar onzekerheid uit. Ze weten niet goed hoe ze zich moeten houden in een volstrekt nieuwe omgeving en proberen vooral niet op te vallen. Anderen weten al te goed dat er naar hen gekeken gaat worden en vragen zich af hoe ze de aandacht op zichzelf kunnen vestigen. Blote buiken zijn bijna standaard (ook waar je soms denkt ‘Zou je dat nu wel doen?’), maar ook hun tienerborsten worden toenemend getoond. Kijk, hier ben ik en wie doet me wat? Hun zelfvertrouwen is jaloersmakend. En dan heb je ook de meisjes die misschien niet zo heel knap zijn, maar ook graag aandacht willen en hopen dat een extra knoopje daarbij helpt. En een paar punkers natuurlijk, die vooral duidelijk willen maken dat ze op geen enkele manier hun best doen om aantrekkelijk te worden gevonden. Paars haar, piercings, gaten in de broek, veiligheidsspelden. Fuck you!
Voer voor humanisten, zou je bijna zeggen. ‘De mens en zijn leven’. Cartier-Bresson was het vast met me eens geweest.
V
Maar hoe zit dat nou met die Prentwerk aanwinst waar dit allemaal mee begon? Nou, dit is hem, helaas op klein formaat:
Ik vind hem (en haar) prachtig. U misschien niet, beste lezer, maar hij gaat niet naar de kelder. Integendeel, ik neem hem mee naar Art Noord, de ‘enige museale kunstbeurs in Nederland’ in Museum Belvédère, Heerenveen, van 28 september tot 1 oktober. Ik hoop u daar te zien. Praten we er dan verder over!