Lost in the art world #3: Hendrik Nicolaas (of toch niet)?
Nu vrijwel alle veilinghuizen hun complete catalogus op internet zetten, hoef je voor een klappergevoel niet eens meer de deur uit. Het kan je zelfs thuis overkomen, achter je computer. Veilingsite, vage omschrijving, klein plaatje. Hé, wat is dat? Plaatje vergroten. Dat zal toch niet … ! (zie: het Klappergevoel).
"Monogramist 'H.N' "Paard tussen bomen", gesign r.o, gem.techn/druk/papier, h 50 x b 36 cm.”
Dat lijkt wel Werkman! Het beeld kwam me bekend voor, en tegelijk was er iets vreemds aan. Even bladeren in de oeuvrecatalogus was genoeg: ‘De wagen in het bos’, blad vier uit deel II van de Chassidische Legenden. De bladen zijn illustraties bij Buber’s verhaal De Verstoorde Sabbat, waarin wordt verteld hoe de Baalschem met vier metgezellen de stad verlaat in een rijtuig getrokken door twee paarden. Tot zijn schrik bemerkt hij dat de dieren, die hem anders feilloos gehoorzamen, nu volstrekt hun eigen weg gaan. Drie dagen lang worden ze meegevoerd, tot ze in een ondoordringbaar bos komen, waar ze tot hun opluchting een klein huisje zien waar de sabbat gevierd kan worden. In zijn illustratie richtte Werkman zich op het laatste deel van het verhaal, het rijtuig en het dichte woud. Hij maakte eerst en proefdruk, die hem niet beviel, en veranderde de kleurstelling tot wat de definitieve versie zou worden.
Blad vier uit Werkmans Chassidische Legenden; links de proefdruk, rechts de definitieve versie
‘De wagen in het bos’, daar leek het op. Maar het was het niet. Want wie dit blad ook maar maakte, heeft in ieder geval niet geprobeerd een zo exact mogelijke kopie te leveren. Er vallen wel vijf bomen te zien, maar ze zijn duidelijk anders van vorm dan die van Werkman. De beide paarden, door Werkman over elkaar heen gedrukt in rood en zwart, staan erop, maar de wagen uit de titel is vreemd genoeg nergens te bekennen. Waar Werkman de blauwe wagen met de rode wielen in de eindversie als laatste drukgang over de beide meest linkse bomen heen zette, kijken we hier gewoon tegen de stammen aan. En waar Werkman de achtergrond dun opzette met de inktrol, lijkt het of hier een penseel is gebruikt. Bovendien is de inkt, of verf, op de sjablonen zo dik aangebracht dat bij het verwijderen een soort kraterlandschap ontstaat dat wel erg verschilt van het schrale inktgebruik van Werkman zelf.
Hebben we hier te maken met een doelbewuste vervalsing, of met het hobbyproduct van een eenvoudige amateur? Het Grafisch Centrum organiseert al jaren cursussen waarin iets wordt verteld over Werkman en de technieken die hij gebruikte, waarna alle deelnemers zelf met schaar en inktrol aan de slag mogen om hun eigen Werkmannetjes te fabriceren. Tamelijk onschuldig tijdverdrijf, lijkt mij. Tenzij je op de een of andere manier probeert ze voor echt door te laten doorgaan. Maar daarvoor zijn de verschillen te groot, zou je zeggen. Waarom dan toch ‘H.N.’ eronder gezet? En waarom ‘H.N.’, en niet ‘H.N.W.’? Probeert iemand hier toch een associatie met de grote Hendrik Nicolaas te suggereren, in de hoop dat een argeloze koper in zijn fantasie het verhaal verder gaat invullen?
Je kunt je afvragen of de veilinghouder op de hoogte was van de aard van de afbeelding. Misschien wel, maar feitelijk is op de omschrijving weinig aan te merken. Je kunt een beetje lachen om dat pompeuze monogramist’ [sic], maar verder klopt het. Er wordt nergens gesuggereerd dat dit iets met Werkman te maken zou hebben, dus van het geven van misleidende informatie kan hij in ieder geval niet worden beticht. Maar ik citeer nogmaals uit het boek Valse kunst: hoe de kunstkoper bedrogen wordt van Sander Kooistra en Ard Huiberts:
‘Veilinghuizen spelen graag in op het verlangen tot schatgaven. De kunstkoper moet het gevoel krijgen dat er iets bijzonders aan de haak kan worden geslagen voor te weinig geld. Daar zijn diverse technieken voor, en de minder betrouwbare veilinghuizen benutten die met liefde. Dan staat er in de catalogus ‘signatuur onleesbaar', of ‘monogram onbekend’, terwijl een belangstellende die even goed kijkt heus wel ziet dat daar B.H.C. Koekkoek staat, of GHB (het monogram van Breitner). En kijk eens aan, het zouden eigenlijk best werkjes van die meesters kunnen zijn.’
Het is natuurlijk niet gezegd dat dit soort arglistige overwegingen hier een rol hebben gespeeld. Wat blijft is de vraag of een veilinghouder een dergelijk werk überhaupt in zijn aanbod had moeten opnemen, want de schijn werkt al gauw tegen hem. We kunnen alleen maar hopen dat er tussen al die veilingkopers toch niet weer één is die te veel geld gaat bieden in de ijdele hoop dat hij misschien wel ‘een echte Werkman’ koopt. Want eigenlijk is alle geld teveel.