In de veiling: Johan Dijkstra - Zelfportret / Landschap

Veiling Methusalem, Assen, veiling 2 april 2012:
‘Johan Dijkstra (1896-1978) - olie/doek, gesigneerd, 'Zelfportret met op de achtergrond het Reitdiep' ca.1925. (beide zijden beschilderd) aan de andere kant van het doek 'Bloesemtuin' voluit gesigneerd. afm.100 x 74 cm.’
Aan schilderijen van Johan Dijkstra hebben we doorgaans in het noorden geen gebrek. In de loop van zijn lange artistieke loopbaan heeft hij een dermate omvangrijk oeuvre aan dorps- en stadsgezichten, landschappen en portretten nagelaten dat er op de nationale kunstmarkt vrijwel permanent een ruim assortiment aan Dijkstra’s voorhanden is. Ook in de noordelijke veilingwereld is het aanbod van een Dijkstra schilderij nauwelijks een bijzonderheid te noemen. Anders wordt het echter wanneer er een werk op de markt komt uit Dijkstra’s beste periode, die globaal genomen samenvalt met hoogtijdagen van De Ploeg als geheel in de twintiger jaren. Dan valt er in Ploegkringen een lichte opwinding te bespeuren, en dat was de afgelopen weken duidelijk het geval. Veilinghuis Methusalem in Assen bood namelijk een vroeg zelfportret van Johan Dijkstra aan, met op de achterkant ook nog eens een landschap. Het Dagblad van het Noorden wijdde er op de vrijdag voorafgaande aan de kijkdagen zelfs een speciaal artikel aan.
Op wat hier werd gepresenteerd als de achterkant staat een landschap in wasverf, een open plek met een deels tussen bosschages verscholen roodbakstenen huis, één grote boom vol witte bloesem op de voorgrond rechts en links een schildersezel met een min of meer blanco doek.Nu spreken landschappen in het algemeen wat minder tot de verbeelding en het is dus begrijpelijk dat de meeste aandacht in eerste instantie uitging naar het zelfportret. Zozeer zelfs dat het veilinghuis het niet nodig had geacht om een constructie te maken waarbij veilingbezoekers beide kanten konden inspecteren. Op verzoek was het dienstdoende veilingpersoneel wel bereid een kant van de lijst een eindje van de muur te trekken, zodat men om een hoekje een snelle blik kon werpen, maar verder moest men het doen met de afbeelding in de catalogus. Te weinig eer, zou ik zeggen, want het landschap op de achterkant is zonder twijfel een kwalitatief zeer goed schilderij, dat misschien wel tot Dijkstra’s beste landschappen gerekend mag worden. Het is goed van compositie, fraai van kleur en op grond van stijl en techniek vrij eenduidig te dateren. ‘Circa 1925’ is in de kunsthandel weliswaar bijna een standaardformule geworden voor ieder vroeg Ploegwerk, maar in dit geval zal het niet veel schelen.
Veel meer valt er te zeggen, en is er ongetwijfeld ook gezegd, over het zelfportret, al was het alleen maar omdat Dijkstra in ruwweg dezelfde periode een vergelijkbaar schilderij maakte. Het is opgenomen in de collectie Overtoom en staat paginagroot afgebeeld in het boek Expressionisme in Nederland 1910-1930 (Zwolle, 1994). Het werk is, als een van de onbetwiste topstukken uit Dijkstra’s oeuvre, in brede kring bekend en veel van de gesprekken zullen dan ook zijn gewijd aan vergelijkingen van beide versies. Het Dagblad van het Noorden schrijft:
‘Deskundigen menen overigens dat dat het schilderij, dat uit de vroege periode van Dijkstra dateert (1925), van mindere kwaliteit is dan een vergelijkbaar schilderij van een werkende Dijkstra.’
Het is een constatering waarmee weinig mensen het oneens zullen zijn, lijkt mij. De Overtoom-versie is geschilderd met een soberheid en een trefzekerheid die het een ruime klasse beter maakt dan het hier aangeboden werk. De weloverwogen beeldopbouw en de relatieve spaarzaamheid in het kleurgebruik zijn hier geheel verdwenen. In plaats daarvan zien we een overdaad aan kleuren en los geschilderde vormen die ervoor zorgen dat het doek bij eerste aanblik een slordige, zelfs chaotische indruk maakt. Het lijkt bijna te bezwijken onder een overdaad aan detail, die eerder storend werkt dan dat ze daadwerkelijk iets aan de afbeelding toevoegt. Maar ook al valt een vergelijking met de Overtoom-versie in artistiek opzicht duidelijk uit in het nadeel van het veilingportret, dat neemt niet weg dat dat we ook hier wel degelijk te maken hebben met een interessant schilderij. De vraag dringt zich op waarom Dijkstra van hetzelfde beeld twee verschillende schilderijen meende te moeten maken en de enige manier waarop daar mogelijk een antwoord op is te vinden is nauwkeuriger naar het beeld zelf te kijken.
In de beschrijving van het veilinghuis wordt het schilderij betiteld als ‘Zelfportret met op de achtergrond het Reitdiep’. Daaruit is af te leiden dat de veilinghouder, en waarschijnlijk de eigenaar, de blauwe partij bovenaan opvatten als water. De Overtoom-versie leent zich zeker voor deze uitleg: de schilder staat met zijn rug naar het water en zijn hoofd steekt net uit boven de oever, die naar rechts afloopt. Vreemd genoeg ligt een dergelijk interpretatie in het veilingportret veel minder voor de hand. Langs de bovenrand zijn geelgerande roze vlakken ingevoegd, die veel meer aan wolken doen denken dan oevers. Als we dit deel van het werk vergelijken met andere schilderijen uit dezelfde periode, zien we dat Dijkstra voor de weergave van luchten geregeld gebruik maakte van de combinatie blauw en roze/rood (zie bijvoorbeeld ‘Roze paarden’ en ‘Studentenpad’, beide afgebeeld in de monografie van Mieke van der Wal). Bovendien loopt de afscheiding oranje/blauw hier min of meer recht, en wekt eerder de indruk van een horizon dan van een oever. De toevoeging ‘met op de achtergrond het Reitdiep’ wordt hiermee enigszins discutabel.
Belangrijker is echter wat Dijkstra heeft gedaan met het doek op de ezel. In de Overtoom-versie wordt het voorgesteld als een vrijwel leeg vlak aan de rand van het beeld. Afgezien van een oranje stip en een zwarte veeg is het egaal lichtblauw gelaten, zodat het fungeert als een soort rustpunt in de compositie. Aan de onderrand is nog net de poot van de ezel zichtbaar. In het veilingportret staat het doek iets rechterop en is er dus een wat groter deel zichtbaar, dat hier even druk beschilderd is als het landschap zelf. Vanuit artistiek oogpunt is het bepaald geen verbeterring, want het is juist dit stuk dat ten dele zorgt voor het hectische karakter van het schilderij. Kunnen er andere redenen geweest zijn om dit zo te doen?
In het veilingportret is het schilderij-in-het-schilderij weliswaar groter, maar minder opvallend. We moeten meer moeite doen om te zien waar het nu precies begint en eindigt. De contouren zijn aangeven met een dun zwart lijntje dat begint in de linkerbovenhoek en vervolgens onder de signatuur doorloopt tot in het blauw, waarna het recht naar beneden gaat tot de onderkant van het beeld, en daarbij de pols van de schilder kruist. Het is net zo volgeschilderd als de rest van werk, en op dezelfde manier en in dezelfde kleuren. Het roze en het geel van wat ik nu gemakshalve de lucht langs de bovenrand zal noemen lopen vrijwel naadloos door in het doek op de ezel. Het is een enigszins merkwaardige opzet, die raadselachtig blijft tot we beseffen wat Dijkstra hierbij voor ogen moet hebben gestaan: de lucht op het doek is de lucht op het grote schilderij. Het roze en geel op het doek is hetzelfde als dat van de lucht op de achtergrond omdat het die lucht weergeeft . Met andere woorden, het schilderij op de ezel moet hetzelfde schilderij weergeven als dat waar we naar kijken: de schilder schildert een landschap met schilder die dat landschap schildert. Het Droste-effect.
Het moment dat we de beide zelfportretten vanuit dat gezichtspunt gaan bekijken, vallen er meer dingen op hun plaats. De zwarte streep en de oranje stip die al voorkomen op het doek op de Overtoom-versie staan daar niet toevallig. Dezelfde streep staat, maar nu nadrukkelijker, op het veilingportret en beide zijn een weergave van het zwarte linkerbeen van de schilder die voor de ezel staat. Nu zien we ook de functie van oranje vlek in het schilderij op de ezel: het is een verwijzing naar de rechterrand van het palet. In de Overtoom-versie is hij nauwelijks als zodanig herkenbaar, maar in het veilingportret heeft hij duidelijker de ovale paletvorm. De vage zwarte vorm achter het palet, niet zichtbaar bij Overtoom, refereert aan de linkerschouder van de schilder en ook de oranje en blauwe vlakjes daarnaast corresponderen met de rechterkant van het grote schilderij.
Hiermee wordt, in ieder geval voor een groot deel, duidelijk waarom Dijkstra hetzelfde beeld gebruikte voor twee verschillende schilderijen. Het idee van spiegeling was in het Overtoom schilderij in principe al aanwezig, maar het werd niet verder uitgewerkt. In het beeld bleef het beperkt tot een zwarte streep voor het been en een oranje vlek voor het palet. In het veilingportret besloot hij dit idee verder uit te werken en een meer gedetailleerde analogie te maken tussen het doek op de ezel en het schilderij als geheel. Of hij zelf tevreden was met het resultaat valt nergens uit op te maken. Dat wil zeggen, tenzij het onderstaande als argument mag gelden.
Rest nog het meest merkwaardige detail van het schilderij: het palet. Waar het bij Overtoom nog tamelijk egaal is opgezet, gelig met wat kleur aan de randen en een zichtbare duim die het vasthoudt, is het op het veilingportret opeens een bonte wirwar van kleurtjes geworden, met een aantal verticale streepjes die eigenlijk niet goed in het beeld lijken te passen. In eerste instantie is men wellicht geneigd het af te doen als misplaatste overdaad die ook op andere plaatsen in het schilderij zichtbaar is. Totdat opeens duidelijk wordt wat er hier aan de hand is: op het palet staat een landschap afgebeeld! De reden dat het niet meteen opvalt is dat het palet niet recht wordt gehouden en het landschap dus ook scheef in beeld ligt. Maar van de duim die door het gat in het palet komt is hier een boerderij gemaakt, de vreemde zwarte verticale streepjes stellen bomen in de verte voor, en het geel is een korenveld. Men staat even verstomd. Een visueel grapje, of een teken dat hij het hele schilderij niet meer serieus nam? Het valt niet te zeggen.
Voor ‘Zelfportret / Bloesemtuin’ heeft de nieuwe eigenaar, inclusief opgeld, vijfenveertig duizend euro moeten neertellen. Geen koopje dus. Maar ik zou zeggen dat hij daarvoor een kwalitatief zeer goed wasverfschilderij heeft gekocht uit Dijkstra’s beste tijd, met op de achterkant een twijfelachtig, maar wel uiterst curieus zelfportret.